John M. Johansen bij Stroom Den Haag foto: Jeroen Nooter
John M. Johansen
Visionair architect (NY, 1916), modellen voor de 21ste eeuw & documenten van geestverwantenDatum: 25 juli - 20 september 2003
Na een rijk leven als praktiserend architect in Amerika, bouwde John M. Johansen (1916 - 2012) vanaf eind jaren '80 modellen waarin hij visionaire ideeën over architectuur en stedenbouw ontwikkelt. Hij was gefascineerd door de nanotechnologie waarbij het organische van de biologie verbonden wordt met het anorganische van de techniek. Hij droomt van gebouwen die analoog aan biologische organismen, gaandeweg hun eigen ontwerp verbeteren en zich steeds kunnen aanpassen aan veranderende eisen. Met zijn interesse voor groeistructuren en zijn positieve geloof in de kracht van de nieuwe technologie sluit hij aan bij geestverwanten als ontwerper-architect Buckminster Fuller, de technologische utopisten van Archigram, Yona Friedman, Cedric Price en Constant of de art nouveau fotograaf Karl Blossfeldt, maar toont ook verwantschap met kunstenaarsstudio's en architecten van vandaag zoals Acconci Studio, Atelier van Lieshout, MVRDV, Hendrik-Jan van Griensven (JIT-Life) en Robert Winkel Architecten.
John M. Johansen, die bijna een eeuw architectuurgeschiedenis heeft (mee)gemaakt, beschrijft zijn werk als functioneel expressionisme. Hij studeerde onder Walter Gropius aan de Harvard Graduate School of Design in Cambridge, Massachusetts en voltooide zijn studie in 1942 tegelijkertijd met I.M. Pei, Philip Johnson en Paul Rudolph. Daarna werkte hij bij Marcel Breuer en verdiepte zich met tijdgenoten als Le Corbusier, Alvar Aalto, Eero Saarinen en Louis Kahn in de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van beton en staal. Wereldfaam verwierf hij met het Mummers Theater in Oklahoma (1970) waarmee hij de held van de Britse architectengroep Archigram werd.
Lezing
In het kader van deze tentoonstelling gaf architect John M. Johansen op 9 september '03 een lezing over zijn werk in theatercafé Studio 3.
‘I believe that as technology advances in architecture, the closer it comes to nature.'
‘It's not biomorphism in the sense that it is imitation of natural form, better is learning how nature organises, and in the same way we can organise our buildings and our cities.'
‘I think that architecture is in trouble now particularly among those who are playing with forms, because we are waiting for a new building technology. If we could go into nanoarchitecture now, we'd really be producing something new.'