Pim Voorneman

In een supermarkt kijk je anders naar de dingen dan in een museum of een galerie. De omgeving bepaalt waar je bedacht op bent. Signalen die in een supermarkt naar klanten worden uitgezonden, zijn blindelings te duiden. Maar zo gaat het eigenlijk het grootste deel van de tijd. Thuis, op het werk, maar ook tijdens vakanties kijken we voorgeprogrammeerd. In een bepaalde omgeving springen de dingen in het oog waar we alert op zijn. Het kijken is vervuld van vooroordelen.

De vraag is of in een expositieruimte voor beeldende kunst werkelijk zoveel anders wordt gekeken. Zijn we daar wel in staat onbevangen en onbevooroordeeld te kijken? Zodra een bezoeker een galerie binnenkomt, is hij bedacht op kunst. Doorgaans maken de tentoonstellingsmakers het de bezoekers ook niet al te lastig. De presentatie is erop gericht alle aandacht naar het geƫxposeerde te trekken. Belichting, sokkels en andere dragers staan in dienst van een optimale presentatie van de kunst. Bovendien heeft elke expositieruimte zijn eigen signatuur. We weten ongeveer wat ons te wachten staat.

Pim Voorneman (Den Haag, 1961) houdt zich bezig met het mechanisme van de presentatie in de beeldende kunst. Sinds 1992 heeft hij een reeks tentoonstellingen gemaakt met steeds een tweeledig karakter. Hij laat objecten zien waarvan ondubbelzinnig vaststaat wat ze voorstellen: een sculptuur, een antiek object, een plantenbak of een tegelvloer. Maar de context waarin ze worden gepresenteerd, is allerminst vanzelfsprekend.

In de reeks In Eigen Beheer (januari 1996) toonde hij in de ruimte van het HCAK in Den Haag beelden van beeldhouwers van buiten het 'HCAK-circuit'. Hun werk is doorgaans te zien bij de meer traditionele galeries. De beelden, maar ook de kunstenaars en hun publiek waren vreemden in het HCAK. Het vaste HCAK-publiek en de 'traditionelen' voelden zich beiden ontheemd. De wisseling van context werkte vervreemdend en maakte dat er anders werd gekeken, gepraat en gedacht. Was dit project ironisch bedoeld? Was het een afzetten tegen of juist een rehabilitatie van de klassieke beeldhouwkunst? In 1994 maakte Pim Voorneman bij galerie Van Kranendonk in Den Haag een tentoonstelling van antieke zilveren voorwerpen in combinatie met formele beelden die deden denken aan sokkels en kasten. Door enkele wijzigingen in de hiƫrarchie van presentatie en gepresenteerde, worden de beelden evenwaardig aan het zilver.

In de ruimte aan de Toussaintkade presenteerde Pim Voorneman een overzicht van zijn presentaties. Aan de wanden hingen lichtbakken met dia's van projecten. Een chronologische of thematische ordening ontbrak. De beelden waren op puur formele gronden gerangschikt.

De lichtbak wordt veel voor reclamedoeleinden gebruikt. Het is een indringend en opdringerig medium. Het beeld is zijn eigen lichtbron, net zoals in de etalage van een lampenwinkel de lampen in hun eigen licht staan. De presentatievorm valt samen met het gepresenteerde. Dat is een belangrijk kenmerk van de projecten van Pim Voorneman. Het traditionele onderscheid tussen de drager en het kunstvoorwerp is volledig verdwenen.

Waar het in de beeldende kunst om draait, zijn de momenten waarop kijken omslaat in zien. Het lijkt wel of het steeds moeilijker wordt die momenten te bereiken. De wereld raakt almaar voller met beelden. De kunstenaar heeft allang niet meer het alleenrecht op het beeld. Om je te wapenen tegen de dagelijkse beeldenvloed van reclame en media, kun je niet zonder het filter van het vooroordeel.

Pim Voorneman wil dat er minder gekeken, maar meer gezien wordt. Met weloverwogen en subtiele verschuivingen in het mechanisme van de presentatie dwingt hij tot een precieze en intense vorm van waarnemen. De vooroordelen van het kijken worden behendig buiten werking gesteld. De kijker kan niet langer blindvaren op wat hij weet, denkt of vermoedt, maar moet de ogen openen.