Starters op Weg 2
Aanmoedigingsprijzen 1995 - 2000
Hoe vergaat het de studenten na hun afstuderen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag? Sinds 1991 bezoekt een speciale werkgroep namens Stroom de eindexamenpresentaties van de dag- en avondopleiding. Hierbij worden Aanmoedigingsprijzen toegekend met het doel academieverlaters te stimuleren in de ontwikkeling van hun werk. In navolging van een eerdere manifestatie in 1994 heeft Stroom voor Starters op Weg diegenen uitgenodigd aan wie zij in de jaren 1995 tot 2000 deze Aanmoedigingsprijs heeft toegekend. In twee opeenvolgende presentaties laten in totaal 21 kunstenaars hun werk zien in de tentoonstellingsruimte aan de Toussaintkade. Tijdens twee speciale bijeenkomsten zullen zij dat werk ook toelichten. Starters op Weg biedt een interessant inzicht in de beroepspraktijk van een groot aantal jonge kunstenaars.
Informatie over de deelnemende kunstenaars aan deel 2
Tjebbe Beekman (1972)
‘Ik
hou er niet zo heel erg van om in enkele zinnen mijn werk te
omschrijven. Het is tenslotte beeldende kunst. Ik ben van mening dat
iedere opmerking van mijn kant maar een momentopname is en op zijn
hoogst alleen een kleine aanvulling op het getoonde werk kan zijn.
Reden waarom ik mijn motieven en drijfveren nooit geheel onder woorden
kan brengen. Mijn gedachtengang en motivatie dien ik geregeld in
twijfel te trekken en mijn mening jegens mijn werk of mijn onderwerpen
te veranderen, omdat ik als ik dat niet zou doen, nooit een integer en
productief kunstenaar kan zijn. Eén omschrijving zou zijn dat het bij
mij om een opeenstapeling van fascinaties en vragen gaat, die ik door
middel van mijn werk probeer vorm te geven.'
Annick van Elsacker (1974)
‘Met
mijn meeste (video)installaties wil ik de toeschouwer in het werk
betrekken. Letterlijk het werk binnenlokken, of de toeschouwer geheel
onverwacht een rol in het werk toebedelen, om zo op een directe manier
te ‘communiceren'. De eerste stap wordt door de toeschouwer zelf gezet:
hij/zij betreedt letterlijk het werk. Door deze stap is de
‘communicatie' op gang. Hij/zij blijft niet alleen een afstandelijke
beschouwer van mijn werk, maar er vindt een interactie plaats waar
meerdere zintuigen worden bespeeld. Een interactie tussen het werk en
de kijker: je hoort, ziet, ruikt iets waar je niet omheen kunt. In mijn
laatste installaties gebruik ik over het algemeen het medium video,
waarin ik de grenzen van de realiteit wil verkennen door bijvoorbeeld
via projecties, mensgrote figuren als tegenspelers van het publiek te
laten functioneren. Ik wil zelf vaak betrokken worden in een werk.
Reden waarom ik ernaar streef de afstand tussen werk en publiek zo
klein mogelijk te maken opdat men het ook daadwerkelijk ondergaat.'
Eva Gatell Breis (1963)
‘Mijn
huidige werk bestaat uit tekeningen/collages/3d objecten. Ik zoek naar
de balans in de begrensde ruimte van materiaal, observatie en
gevoelens. Het potlood Negro is een belangrijk gereedschap. Door het
materiaal ontstaan er contrasten en thema's. Niet alles wat ik teken
komt bewust tot stand. Creëren is voor mij entertainment,
experimenteren en research. In mijn ruimtelijke werk speel ik met
verzamelingen van bestaande objecten.'
Nicoline van Harskamp (1975)
‘De
Psychogeografie, een uitloper van het Situationisme van de jaren '60 en
'70, ziet de stad als een verzameling herinneringen en menselijke
verbindingen in plaats van een verzameling gebouwen en straten.
‘Drifting', (ver)dwalen door de stad, is een manier om op nieuwe kennis
te stuiten en de stad te leren kennen als een organisme.
Toevalspotentie bepaalt de levendigheid van een plek. Ik heb het toeval
vaak geholpen met mijn werk. Tot 1997 in Den Haag en daarna in Londen,
zette ik situaties neer of bood ik ongebruikelijke diensten aan, vaak
buiten een kunstcontext. Dit werk werd gedocumenteerd, maar diende
vooral voort te bestaan in het collectieve geheugen van de stad of een
groep mensen. In september en oktober dit jaar verbleef ik voor het
eerst weer in Den Haag, waar ik me verdiepte in de sociale structuur
rond de kunstenaars die mij er hebben uitgenodigd. Deze ‘drift' legde
ik vast op video, zonder werkelijk in de structuur in te grijpen.'
Lies Lantinga (1959)
‘De
stoel is momenteel in mijn werk een steeds terugkerende vorm. De stoel
‘zegt' mij iets. Ik ‘lees' een verscheidenheid aan sferen in de
verschillende ontwerpen en in de manier waarop ze, alleen of met
meerdere, in de ruimte staan. Door middel van deze vorm geef ik daar
weer mijn eigen draai aan en vertel ik een verhaaltje over wat ik
tegenkom in relaties (familie, partner-relatie, vriendschappen). Iets
over de nabij-heid of juist de eenzaamheid.'
Mehdi Rouchiche (1972)
‘Mijn
geboorteland is Algerije. Ik heb er zeventien jaar ge-woond voordat ik
naar Nederland kwam. Ik beschouw mijn werk als een ontdekkingsreis
waarbij ik een brug probeer te slaan tussen de twee culturen waarin ik
ben opgevoed. De manier waarop een schilderij tot stand komt, kenmerkt
zich door een zoektocht naar een balans tussen het oude en het nieuwe.
Vaak gebruik ik daarvoor symbolische beelden. Ik wil laten zien dat
door mijn visie op het dagelijks leven, een ander beeld kan worden
gevormd. Een beeld waarmee ik een personage op een willekeurige moment
kan betrappen, waarmee ik hem of haar op een ongewone, niet klassieke
manier kan uitbeelden. Daarmee kan ik de toeschouwers en de personages
op het verkeerde been zetten. Misschien zelfs met de intentie om de
tijd stil te zetten en tot een beter besef te komen van ons doen en
laten. Zoals het vervreemdende gevoel dat ik in Nederland heb, waar
alles nieuw is, zo voelen mijn personages zich ongemakkelijk in een
wereld die ze opnieuw leren zien. Het is belangrijk om te begrijpen dat
alles altijd een andere boodschap in zich heeft en dat niet het
versnellen maar eerder het vertragen van momenten ons besef van
schoonheid kan vergroten.'
Pien Peeters (1963)
‘Bij mij
gaat het meestal om een landschap. Een mens of dier ‘leidt' de blik het
landschap binnen. Soms is het ook een ruimte binnenshuis. Een beeld
ontstaat meestal van binnen-uit, soms is het ook wel iets dat ik gezien
heb en dat op het netvlies is ‘gebrand'. De specifieke kenmerken en
verschillen tussen een noordelijke, c.q. deze, omgeving en een
zuidelijk (subtropisch) landschap, zoals licht, kleur, plantengroei,
architectuur, zijn heel belangrijk voor mij. Maar ook het lichamelijke
en psychologische element van het figuur kan ik niet missen.'
Quinten Smith (1969)
Uit de Alastor sterrengids:
de planeet Annares
de Zon Cir 5454
omtrek planeet 15.000 km
bodemsoort 1520 pl
intelligentie Dar Sai 1503+
Quinten
Smiths ‘Monster3d incubator' is een presentatie van de planeet Annares.
Deze droge planeet, bewoond door de Dar Sai, is ontwikkeld voor het
bedrijf Insomnia-Creation. Dit bedrijf is bezig met de ontwikkeling van
een 3d computerspel. ‘Monster3d incubator' houdt zich bezig met het
maken, beheren, en onderzoeken van virtuele werelden, en de organismen
van deze werelden. (Uitleg onderzoeksvoortgang van ‘Monster3d
Incubator' door Quinten Smith aan Stroom).
Hakiem Tourdiev (1959)
‘De
eeuwenoude legende van de Toren van Babylon was mijn voornaamste
inspiratiebron voor het project ‘Babylon toren van het 3e millennium',
maar ook ‘de eerste steen' in mijn interesse voor architectuur. Nu werk
ik aan een nieuw project, ‘Huis der Kunsten', uitgaande van de gedachte
dat de kunst in het algemeen met het eeuwige leven gezegend is. Het
huis zal louter van natuurlijke en eeuwenoude materialen gemaakt
worden.'
Marina Venendaal (1967)
‘Het met afgrijzen
aanschouwen van de meeste door mensen bedachte normen en waarden, heeft
ertoe geleid dat ik kunstenaar geworden ben. Ik wens mijn eigen leven
te leven met daarin die dingen die ik op dat moment nodig heb. Ik ga
hierbij uit van mijn diepste gevoel. Ideeën voor mijn werken ontstaan
vanzelf. Zo is het idee voor de stoel direct na mijn eindexamen
ontstaan. Ik had toen behoefte aan rust. Vandaar de titel: ‘Even
rusten'.'
Casper Warmoeskerken (1977)
‘Het portret is
de basis van al mijn werk. Buiten de portretten in opdracht, bestaat
dat voornamelijk uit portret series. Door te variëren op een eerste
tekening of schilderij, ontstaat er een aantal werken, die samen weer
een werk vormen. De series bevatten uiteindelijk zowel in onderwerp
(soms onbewust) als in uitwerking, de dingen die mij bezig houden.'
Agnes de Wit (1958)
‘Mijn
werk vertoont beknopte beelden die bijna uitsluitend uit zeer
eenvoudige, meestal strakke vormen bestaan. De simpele vormen die op
verschillende wijze gezien kunnen worden, namelijk als volstrekt platte
vorm of als vorm in de diepte, fascineren mij. Met dit gegeven van het
platte vlak en de illusie van ruimte daarop, speel ik in mijn werk, met
steeds een aan de werkelijkheid ontleend motief of symbool (dus
herkenbaar) als uitgangspunt. De titel speelt hierbij een belangrijke
rol, door een bepaalde richting te geven aan de blik van de kijker.'
- 02 Dec '01 - 29 Dec '01
- Toussaintkade 55, Den Haag